De historische weg naar het Plein Air schilderen


'Hooimijt in de zon'  Claude Monet 1891   -Musee Marmottan, Parijs

 

Claude Monet was een Franse schilder, één van de eerste zgn. IMPRESSIONISTEN

 

Deze 'schilderstijl bestond nog niet rond 1820.

Rond die periode waren het hoofdzakelijk mooi geschilderde romantische taferelen. De fotografie bestond nog niet. De toenmalige realistische schilder was bij wijze van spreken 'de fotograaf'. Alleen dan met linnen en verf.

Zo exact en realistisch mogelijk naschilderen van het onderwerp.

 

 

Monet (en vrienden) zaten op een ander spoor. Zij wilden schilderijen maken van het licht en de sfeer op een bepaald moment. Een indruk, een 'impressie'. Nu klikt die naam als muziek in de oren. Maar destijds was het een scheldnaam van een criticus. 

 

De reden dat de zgn. 'Impressionisten' naar buiten gingen, was dat zij het 'echte leven' wilde schilderen. Daar gebeurden de 'gewone' dingen. Daar straalde het zonlicht, daar veranderde de sfeer. En dat wilde ze vastleggen. Doordat zowel het licht als de atmosfeer veranderde en zij beperkt waren in hun tijd werden de schilderijen sneller geschilderd. 'Alla Prima', dat wil zeggen in 1 keer, nat-in-nat. Er was geen tijd om een laag te laten drogen. En juist dat gaf aan deze stijl die herkenbare 'echtheid'. Niet uren rommelen aan een boompje of ander detail. Nee, doorschilderen.

Monet was gefascineerd door tijd. Hij heeft meerdere series gemaakt van dezelfde onderwerpen in verschillende fases. Enkel en alleen om het verschil te laten zien in licht, kleur, sfeer. Zoals bovenstaande foto. Een hooimijt. Hij heeft hier een prachtige serie van gemaakt. Helaas hangen de schilderijen verspreid over de wereld. Mocht er ooit een tentoonstelling komen dat er een groot aantal samenhangen.....GAAN!

Wat je goed kunt zien op deze foto is hoe hij kon spelen met de licht/kleurnuances. en de betoverende kleurcombinaties van de complementaire kleuren.

 

 

 


Buiten schilderen:   Het klinkt wat moeizaam, want de meeste (kunst)schilders hebben toch een atelier waar ze in alle rust een (vaak groot) doek kunnen schilderen. Voorzichtig een schets maken. Laag over laag opbouwen en langzaamaan toewerken naar een prachtig kleurrijk doek. Dit proces kan weken, soms maanden duren, omdat de verflagen tussendoor moeten drogen; het zgn. glaceren.

Dit is (in grove lijn) hoe de schilders tot zo halverwege de 19e eeuw hun schilderijen maakten.  Een bezoek aan een aantal nederlandse museu zal je een overweldigende schat aan beeld opleveren. Het Rijksmuseum met de werkelijk schitterende werken van Rembrandt, waaronder de 'Nachtwacht', maar ook vele andere schilderijen van Rembrandt zijn de moeite van het bekijken meer dan waard; bijv  'De staalmeesters' of 'Het Joodse bruidje' etc.

Of in het Haarlemse Frans Halsmuseum de mooie schutterstukken van Frans Hals. Fenomenaal knap geschilderde gezichten en ledematen. Waarin Frans Hals uitblonk. Niemand kon zo mooi vingers schilderen.

 

Rembrandt ging er wel vaak op uit. Getuige het grote aantal pentekeningen die hij heeft gemaakt op zijn reizen door Nederland. Maar schilderijen zijn er niet gemaakt. Dat had een reden. In onze 21e eeuw zijn we gewend geraakt aan het feit dat alles onder handbereik is, en dat het simpel is om alles mee te nemen.

De schilders van die tijd hadden die luxe niet. Het feit was dat de verf nog in het atelier werd gemaakt uit diverse olieën en pigmenten en als 'klompen' verf werd gebruikt op het palet. Neem dat maar eens mee naar buiten.

Een grote verandering kwam toen de verftube werd uitgevonden. In 1840 kwam de eerste tube op de markt. 

In deze periode, zo rond 1830 ontstond er rond een aantal schilders in Frankrijk een stroming die 'School van Barbizon' heette. Deze schilders maakten landschappen, maar dan zonder de romantische opsmuk. Geen weelderige onderwerpen in zachte romantische tinten. Nee, zij wilden de onderwerpen maken zoals ze in het echt te zien waren. In de kleuren zoals de natuur dat liet zien. Maar vooral de werkelijke stemming was belangrijk.

 

 

Rembrandt ging er wel vaak op uit. Getuige het grote aantal pentekeningen die hij heeft gemaakt op zijn reizen door Nederland. Maar schilderijen zijn er niet gemaakt. Dat had een reden. In onze 21e eeuw zijn we gewend geraakt aan het feit dat alles onder handbereik is, en dat het simpel is om alles mee te nemen.

De schilders van die tijd hadden die luxe niet. Het feit was dat de verf nog in het atelier werd gemaakt uit diverse olieën en pigmenten en als 'klompen' verf werd gebruikt op het palet. Neem dat maar eens mee naar buiten.

Een grote verandering kwam toen de verftube werd uitgevonden. In 1840 kwam de eerste tube op de markt. 

In deze periode, zo rond 1830 ontstond er rond een aantal schilders in Frankrijk een stroming die 'School van Barbizon' heette. Deze schilders maakten landschappen, maar dan zonder de romantische opsmuk. Geen weelderige onderwerpen in zachte romantische tinten. Nee, zij wilden de onderwerpen maken zoals ze in het echt te zien waren. In de kleuren zoals de natuur dat liet zien. Maar vooral de werkelijke stemming was belangrijk.

Rembrandt ging er wel vaak op uit. Getuige het grote aantal pentekeningen die hij heeft gemaakt op zijn reizen door Nederland. Maar schilderijen zijn er niet gemaakt. Dat had een reden. In onze 21e eeuw zijn we gewend geraakt aan het feit dat alles onder handbereik is, en dat het simpel is om alles mee te nemen.

De schilders van die tijd hadden die luxe niet. Het feit was dat de verf nog in het atelier werd gemaakt uit diverse olieën en pigmenten en als 'klompen' verf werd gebruikt op het palet. Neem dat maar eens mee naar buiten.

In navolging van de Franse schilders ging ook een club schilders rondom Den Haag; 'de Haagse schilders' naar buiten om daar ter plekke hun schilderijen te gaan maken. Nu waren het toch wel vaak schetsen die de heren maakten. Zij hielden de schijn op dat het allemaal buiten gebeurde. Maar uiteindelijk werden hier toch grotere atelierdoeken van gemaakt. Een typisch beeld uit die tijd zijn de heren met hoeden, parasols en schilderkist.

Poulaire plekken om te schilderen in Nederland waren Laren, Nieuwkoop, Wofheze, Oosterbeek en Abcoude.

 

Wat was nu de reden dat in de tweede helft van de negentiende eeuw, de schilders van de 'School van Barbizon',

en in hun sporen de 'Haagse School'-schilders naar buiten gingen?  Terwijl het in hun atelier zo eenvoudig was;

Ze hadden alles bij de hand, het was er warm en ze hadden alle tijd om een schilderij te beginnen en af te maken?

 

Het antwoord is dat ze heel graag de natuur wilde schilderen zoals hij echt is/was.

De periode van deze 'scholen' liep redelijk paralel aan de ontwikkeling van de fotografie.

Deze stond nog in de kinderschoenen, dus konden zij nog geen foto naschilderen.

 

 

Impressionisme

Haagse School